Over de grenzen van po en vo; hoe lerarenopleidingen werken aan sectoroverstijgend opleiden

Dr. Patrick van Schaik, Lector Excellence and Innovation in Education, LEPOVO & HZ University of Applied Sciences

Context

Een goede aansluiting en doorgaande leerlijnen van het primair (po) naar het voortgezet onderwijs (vo) staan in het middelpunt van de aandacht. Het is belangrijk voor het bieden van optimale leerkansen aan alle leerlingen, hun welbevinden, metacognitieve vaardigheden, motivatie en betrokkenheid. We zien veel regionale initiatieven waarin po- en vo-scholen samenwerken om de overgang te versoepelen en er zijn 10-14 scholen of juniorcolleges gestart-zie hiervoor de mooie praktijkvoorbeelden op onze website.
Daarnaast hebben we te maken met een structureel lerarentekort in zowel het po als het vo. Het dwingt scholen tot creatieve oplossingen om hun onderwijs anders te organiseren. Binnen deze urgentie groeit het besef dat een nauwere verbinding tussen de sectoren po en vo kan bijdragen aan meer flexibiliteit en een bredere inzetbaarheid van leraren. Maar welke invloed hebben deze ontwikkelingen op onze lerarenopleidingen?

Hoewel de lerarenopleidingen in Nederland traditioneel sectorgebonden zijn georganiseerd – met pabo’s voor het po en tweedegraads opleidingen voor het vo (lvo) – wint het idee terrein dat het waardevol is om studenten breder op te leiden. Daarbij spelen zowel pedagogische als praktische motieven.
Pedagogisch, omdat het bijdraagt aan een breder repertoire van docenten in het omgaan met verschillen, het begeleiden van doorlopende leerlijnen, omdat het leraren zicht geeft hoe leerlingen leren in verschillende leeftijdsfasen, en het vormgeven van samenwerking tussen basisscholen en middelbare scholen.
Praktisch, omdat het gecombineerde bevoegdheidstrajecten kan versnellen of vereenvoudigen.

In verschillende rapporten (Onderwijsraad, 2018; Vereniging Hogescholen, 2019; Commissie Onderwijsbevoegdheden, 2021) wordt gepleit voor meer sectoroverstijgend denken in het opleiden van leraren. Ze onderstrepen het belang van grensoverstijgende opleidingspraktijken waarin aankomende leraren zich ontwikkelen in contexten waar samenwerking en kennisuitwisseling centraal staan, minder strak gescheiden opleidingsroutes en de behoefte aan leraren met een breder beroepsbeeld.

Het realiseren van sectoroverstijgend opleiden is complex. Verschillen in bekwaamheidseisen, wettelijke bevoegdheden, onderwijspraktijken, taal en cultuur tussen po en vo – ook in lerarenopleidingen – maken samenwerking of integratie uitdagend. Het is daarom waardevol om te inventariseren welke stappen lerarenopleidingen zetten in de richting van opleiden over de grenzen van de eigen sector heen en wat daarvan geleerd kan worden.

Onderzoek opleiden over grenzen heen

Aanpak

In de periode mei 2024 tot februari 2025 is vanuit het Landelijk Expertisecentrum PO-VO (LEPOVO) een eerste verkenning uitgevoerd. Bij 18 vertegenwoordigers van lerarenopleidingen (dertien pabo’s en vijf lvo) van 15 hogescholen in Nederland is informatie verzameld via interviews en online vragenlijsten. Hen is gevraagd naar de mate waarin en de wijze waarop in de opleiding aandacht is voor de andere sector, sectoroverstijgend opleiden, wat daarvoor de aanleiding is geweest, wat daarbij belemmeringen en voorwaarden zijn, en welke wensen zij hebben om dit verder te brengen?

Wat?

De resultaten laten een veelkleurig beeld zien, van geen initiatieven tot vormen van bi-certificering, waarbij studenten zowel een pabo-diploma als een lvo-diploma behalen (zie tabel 1). We vonden met name ontwikkelingen binnen de pabo’s en nauwelijks binnen de lvo. Pabo’s bieden diverse minoren en keuzetrajecten gericht op het vo, snuffel- en onderzoeksstages in het vo aan. Ook is er in pabo’s ruimte in het curriculum voor specifieke aandacht voor de aansluiting naar het vo, doorgaande leerlijnen, en leren en ontwikkelen van pubers en sociale aspecten in de overgang po-vo. Deze ontwikkelingen vinden in de meeste gevallen plaats binnen de context van de specialisatie oudere kind.

In tegenstelling tot de pabo’s gaven bijna alle lvo-deelnemers aan dat er nauwelijks sprake is van  aandacht voor opleiden over de grenzen van de eigen sector heen. Slechts incidenteel werd melding gemaakt van een beperkte samenwerking met een pabo, en dan vooral op het niveau van losse projecten of persoonlijke initiatieven/contacten. Structurele ontwikkelingen vonden we alleen bij hogescholen die opleidingen voor bi-certificering aanbieden.

Waarom?

De aanleiding voor sectoroverstijgend opleiden is te verdelen in twee categorieën. Aan de ene kant zijn pedagogisch-didactische motieven aanleiding om ruimte te maken binnen het curriculum voor sectoroverstijgend opleiden: het belang van bewustwording of zicht op doorgaande leer- en ontwikkellijnen, kansengelijkheid en vakgerichte ontwikkeling in het po. Aan de andere kant leiden organisatorische ontwikkelingen en de arbeidsmarktontwikkeling, waaronder de ontwikkeling van het 10-14 onderwijs en flexibel kunnen inspelen op tekorten tot de behoefte aan breed en flexibel opgeleide leraren, flexibel inzetbare leraren en/of hybride leraarschap. Ook het willen bieden van ruimte voor studenten die het wel onderwijs in willen, maar nog niet precies weten in welke sector zij willen werken valt hieronder. Met namen vormen van bi-certificering vallen in deze categorie.

Succesfactoren, wensen en belemmeringen

Visie, leiderschap en vooral de affiniteit met en enthousiasme van individuele lerarenopleiders blijken succesfactoren te zijn om te komen tot sectoroverstijgend opleiden. Ze worden door de meeste deelnemers genoemd. De meeste initiatieven ontstaan vanuit ideeën van individuele lerarenopleiders of uit onderling contacten tussen opleiders van een pabo en een lvo. Ze dienen echter wel de ruimte te krijgen van en gesteund te worden door leidinggevenden en te passen binnen de visie van het bredere team. De ruimte in het curriculum van lerarenopleidingen is immers beperkt en vraagt om het maken van scherpe keuzes. Een breed zicht op het leren en ontwikkelen van leerlingen, ook van aansluitende leeftijdsfasen, het belang van doorgaande leer- en ontwikkellijnen of de noodzaak om breed en flexibel inzetbare leraren op te leiden moet nadrukkelijk aansluiten bij de visie van het team. Sterk leiderschap is vervolgens weer van belang voor een beleidsmatige verankering. Overige succesfactoren zijn weergegeven in tabel 2.

Nagenoeg alle deelnemers in onze verkenning erkennen het belang van het breder opleiden of het met een bredere blik opleiden van leraren en hiervoor plek te willen maken in het curriculum. Ideeën hebben zij genoeg: snuffelstages, een brede gezamenlijke minor voor pabo en lvo-studenten, onderzoek door studenten over de aansluiting met of in de andere sector, meer zoeken naar samenwerking met de andere sector, werken aan bewustwording bij studenten binnen de specialisatie oudere kind in de pabo tot aan het ontwikkelen van een brede lerarenopleiding. Deze komen echter wel allemaal vanuit de pabo’s.

Daar waar visie en leiderschap worden genoemd als succesfactoren, komen ze echter ook terug in de genoemde belemmeringen. Het ontbreken ervan wordt veel genoemd als belemmering om iets van de grond te krijgen. Twee belemmeringen springen eruit: de grote ervaren druk op het curriculum van zowel de pabo als lvo en de sterke focus op vakkennis in de lvo. De druk op het curriculum zorgt ervoor dat het laten kijken van studenten over de grens van de eigen sector heen ten koste gaat van andere leeractiviteiten of leeruitkomsten. Het hangt daarom sterk samen met het genoemde belang van visie en leiderschap; het vraagt immers om het maken van en vasthouden aan keuzes vanuit visie. De sterke(re) focus op vakkennis en vakdidactiek binnen lvo lijkt bij te dragen aan de beperkte gerichtheid op het opleiden over de grenzen van po en vo heen. Drie van de vier initiatieven voor bi-certificering vinden hun oorsprong dan ook binnen de pabo’s; een vanuit een gezamenlijk initiatief. Tot slot werken de bezuinigingen in het hoger onderwijs niet mee. Zo geeft een van de lerarenopleiders aan dat “alles wat niet perse moet wordt geschrapt of wordt geen ruimte voor gegeven”. Een overzicht van alle belemmeringen is eveneens weergegeven in tabel 2.

Behoefte aan kennis – wat en hoe?

Deelnemers in ons onderzoek geven ook een gebrek aan kennis van de andere sector aan als belemmering om te komen tot sectoroverstijgend opleiden als uitdagingen binnen een bijv. een samenwerking. Vrij eenduidig blijkt daarom een behoefte aan kennis; kennis over de overgang po-vo, kennis van hoe leerlingen leren en ontwikkelen aan de andere kant van de ‘po-vo grens’, leeromgevingen, leeractiviteiten en toetsing (de bekende constructieve harmonie) en hoe sectoroverstijgend opleiden vorm te geven in het curriculum.

Kennisdeling

Met name het gesprek met elkaar, onderling uitwisselen van ervaringen en het delen van praktijkvoorbeelden van andere lerarenopleidingen wordt gezien als een manier om aan deze kennisbehoefte tegemoet te komen. Vrij eenduidig wordt het LEPOVO genoemd als een platform waar die onderlinge uitwisseling georganiseerd en praktijkvoorbeelden gedeeld kunnen worden. Overigens gebeurt dat al. Tijdens verschillende bijeenkomst met de klankbordgroep, ons jaarlijkse symposium samen met het LEJK en conferentiebijdragen (bijv. VELON) geven we hier volop ruimte voor. De hier beschreven voorlopige resultaten worden over het algemeen breed herkend door deelnemers in de verschillende bijeenkomsten. Ze bevestigen de urgentie om met elkaar verder het gesprek te voeren over hoe we onze lerarenopleidingen dichten bij elkaar kunnen brengen en kunnen aansluiten op de ontwikkelingen in de onderwijspraktijk. De quote van een van deelnemers in onze verkenning geven we daarom graag mee ter onderstreping daarvan:

“Het kan niet zo zijn dat je geen aandacht geeft aan de overgang po-vo! Een doorgaande lijn van leren en ontwikkelen is zo belangrijk! We moeten daarom als opleidingen een proactieve rol spelen in het creëren van gelijke kansen!”

Tot slot & uitnodiging

Uit onze verkenning komt naar voren dat het belang van het thema Opleiden over de grenzen van po en vo heen sterk leeft bij nagenoeg alle betrokkenen die we hebben gesproken, zowel in de interviews als tijdens besprekingen in workshops of na presentaties rondom dit thema. Het lijkt echter beperkt structureel verankerd in curricula en te afhankelijk van individuele initiatieven. Toch zijn er mooie voorbeelden die anderen kunnen inspireren of die aanleiding kunnen zijn van onderling gesprek. Dat kunnen verregaande ontwikkelingen zijn, zoals bi-certificering (zie hiervoor de websites van o.a. Fontys en de HZ University of Applied Sciences), maar ook kleinere initiatieven binnen voornamelijk de pabo’s. Deze zullen we verder in beeld brengen via de LEPOVO-website en onze activiteiten, waarin vooral de uitwisseling en het gesprek met elkaar centraal zal staan.

Wil je meer weten, je ervaringen delen, of denk je dat je een mooi initiatief hebt om te delen via onze website? Neem dan contact met ons op via deze link. De komende maanden brengen we de gevonden initiatieven verder in beeld via onze website en onze bijeenkomsten.
Benieuwd of meepraten? Noteer dan in ieder geval in je agenda: Symposium ‘Van peuter tot puber: werk maken van gelijke kansen’, woensdag 4 februari 2026, 13.30–17.30 uur, Utrecht.

Verantwoording

Het onderzoek is uitgevoerd voor de leden van de binnenkring van de onderzoekslijn ‘Opleiden op grenzen van po-vo heen’:

Bruno Oldeboom, Hogeschool Windesheim

Mieke van Diepen, Hogeschool van Amsterdam

Leon de Bruiijn, iPabo

Hanna Beuling, SLO

Karin Binnenmars, Hogeschool Saxion

Jantien Gerdes, Hogeschool Windesheim

Patrick van Schaik, HZ University of Applied Sciences

Volgende
Volgende

Overgang van po naar vo: Kansengelijkheid en de rol van de warme overdracht. Onderzoeksrapport Fontys