‘Wat is nodig om de leerlingen in hun ontwikkeling en leerproces binnen het primair en voortgezet onderwijs beter te kunnen volgen en kansrijk te kunnen adviseren?’

Lector Henderien Steenbeek is binnen het Landelijk Expertisecentrum PO-VO verantwoordelijk voor de onderzoekslijn Volgen van acht tot veertienjarigen in hun ontwikkeling. Zij gaat onderzoek doen naar de wijze waarop leerlingen binnen deze fase vanuit het onderwijs beter gevolgd kunnen worden in hun ontwikkeling. Deze overgang wordt gekenmerkt door vele veranderingen voor leerlingen. Vaak ervaren zij deze overgang als spannend of stressvol, wat nadelige effecten kan hebben. Daar zijn verschillende factoren voor aan te wijzen binnen ons onderwijssysteem en de omgeving waarin deze leerlingen opgroeien. 

Het doel van het onderzoek is om meer zicht te krijgen op de wijze waarop leerlingen binnen ons onderwijsstelsel in samenhang met de omgeving waarin zij opgroeien beter gevolgd kunnen worden en wat dat vraagt van de (opleidings-)praktijk waarin (aanstaande) onderwijsprofessionals zich blijven ontwikkelen.

Wat voor een onderzoek heb je allemaal gedaan op het gebied van de ontwikkeling van kinderen?

‘Na een studie Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen heb ik een promotieonderzoek uitgevoerd naar spelinteractie van kinderen en hoe dit bijdraagt aan hun ontwikkeling, in relatie tot hun sociometrische status (de mate van populariteit van het kind). Dit onderzoek heb ik uitgevoerd binnen de  afdeling Ontwikkelingspsychologie van de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna heb ik als Universitair Docent (en later Hoofddocent) onderzoek gedaan naar de ontwikkeling en het leren van kinderen in de schoolse context. Daarbij ben ik coördinator van het onderzoeksprogramma TalentenKracht geweest (2007-2016).

Momenteel ben ik voornamelijk werkzaam als Lector Diversiteit in leren en gedrag bij de Hanzehogeschool in Groningen, en daarnaast verbonden aan de afdeling Ontwikkelingspsychologie van de Rijksuniversiteit Groningen. Binnen deze functies doe ik samen met collega’s en het werkveld onderzoek naar het leren en gedrag van kinderen in de onderwijscontext.’

Waar richt het lectoraat zich op?

‘Het lectoraat Diversiteit in leren en gedrag richt zich op het vergroten van kansen voor de jeugd. Wij zijn in het bijzonder geïnteresseerd hoe deze kansen vanuit het onderwijs kunnen worden geboden.  Wij besteden daarbij aandacht aan kinderen die een extra onderwijs(zorg-)behoefte hebben. Deze kinderen zijn kwetsbaar voor het ontstaan van een traject van verminderd welbevinden en leren. Transitieperiodes zoals de overgang van po-vo spelen hierbij een belangrijke rol, met (mogelijke) gevolgen voor de lange termijn ontwikkeling.

Inclusie en diversiteit zijn belangrijke uitgangspunten bij ons onderzoek. Inclusie impliceert dat ieder mens meetelt en erbij hoort, leert en ontwikkelt, en de ruimte en tijd krijgt om dit te realiseren; dit geldt dus ook voor kinderen in de onderwijscontext. Zo kan het kind diens plek in de wereld vervullen, voorbij de label- en diagnosecultuur. Het uitgangspunt is dat de ontwikkeling en leren van kinderen in leersituaties begint bij hun nieuwsgierigheid en exploratie, waarbij de context een stimulerende rol speelt door talentvol gedrag te zien en er op in te spelen.

Uitgaan van diversiteit is hierbij belangrijk; het kunnen omgaan met verschillen en het afstappen van ideeën over ‘het normale’ vergt het werken van een perspectief waarin diversiteit het uitgangspunt is. Diversiteit vatten we hierbij in de brede zin op als ’verscheidenheid’ (van Dale online).

We willen bijdragen aan meer kansengelijkheid bij het volgen en adviseren van kinderen bij hun ontwikkeling. Kansen in het onderwijs zijn niet gelijk verdeeld en hangen nog te vaak samen met sociaal-demografische factoren, zoals sociale achtergrond en opleiding van ouders, in plaats van talent en ambitie (Bergh, Denessen, & Volman, 2020; Gelijke Kansen Alliantie, 2021).

Met welke vraagstukken houden jullie je bezig?

‘Het lectoraat spitst zich onder meer toe op thema’s die ingaan op onderwijskansen voor de jeugd door de talenten van alle kinderen te zien en daarnaar te handelen, in de klas en in de bredere schoolcontext. Ons motto is ’iedereen is talentvol, mits talentvol benaderd’, want iedereen heeft ontwikkelingspotentieel. De kwaliteit van de relatie tussen de onderwijsgevende en de leerling is daarbij belangrijk voor de verdere ontwikkeling van het kind.

Leidende vraagstukken die spelen zijn: hoe kunnen onderwijsprofessionals op zo’n manier pedagogische didactisch handelen, zodat alle kinderen worden ondersteund in leren en welbevinden op school? Hoe kunnen we ondersteunend werken met kwetsbare leerlingen, zoals kinderen met autisme spectrum stoornis? Hoe voorkomen we dat kinderen uitvallen van school (thuiszitters)? Hoe kunnen leerlingen leren omgaan met zichzelf, de ander en de wereld om hen heen in de schoolse context, met behulp van o.a. burgerschapsonderwijs en programma’s voor sociaal-emotioneel leren? Hoe kunnen kinderen  worden ondersteund bij belangrijke ontwikkelingen en overgangen?’

Wat was de reden om je als lector te verbinden aan het expertisecentrum?

‘De reden om bij het expertisecentrum aan te sluiten, ligt vooral in de gedeelde doelstelling van het expertisecentrum en het lectoraat Diversiteit in leren en gedrag: het bevorderen van doorlopende leer- en ontwikkellijnen voor de jeugd en daarmee het vergroten van kansengelijkheid in het onderwijs en de maatschappij.

Er is sprake van toenemende kansenongelijkheid in het onderwijs en de maatschappij door bijvoorbeeld onderadvisering, lage (of juist te hoge) verwachtingen en beperkte aandacht voor talenten buiten het cognitieve domein. Door hier meer oog voor te hebben en te onderzoeken hoe veranderingen in advisering, verwachtingen en talentontwikkeling doorwerken in de ontwikkeling van de jeugd creëren we meer handvatten voor de praktijk om het onderwijs toegankelijker en inclusief te maken voor iedereen’.

Waar ga je je sterk voor maken binnen het expertisecentrum?

‘Binnen het expertisecentrum ga ik me vooral focussen op de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs en de volgsystemen die daarbij worden gebruikt. Deze overgang wordt gekenmerkt door vele veranderingen.

Veel leerlingen ervaren deze overgang als spannend of stressvol, met effecten die na verloop van tijd kunnen aanhouden en een bedreiging vormen voor inclusie en gelijke onderwijskansen (Waters et al., 2012). Dit geldt met name voor leerlingen met een onderwijsondersteuningsbehoeftes. Voor hen valt een deel van de extra ondersteuning weg en vraagt de verandering aan de nieuwe context veel aanpassing. Dit kan een negatief gevolg hebben op hun welbevinden, waardoor ze in een negatieve spiraal terecht kunnen komen. Dat doet een groot beroep op kennis van (aanstaande) leraren en de wijze waarop zij leerlingen in hun ontwikkeling volgen, om beter af te kunnen stemmen op instructie- en ondersteuningsbehoeften’.

Kan je iets meer vertellen over het onderzoek?

‘Het onderzoek heeft als doel om méér zicht te krijgen op ervaringen binnen praktijken waarmee leerlingen in deze fase al op een andere wijze gevolgd worden. De hoofdvraag is: Wat is nodig om deze leeftijdsgroep in hun ontwikkeling en leerproces binnen het primair en voortgezet onderwijs beter te kunnen volgen en kansrijk te kunnen adviseren? Geldt dit ook voor verschillende groepen leerlingen?

 

Hierbij spelen verschillende vragen een rol:

-        hoe kunnen we ervoor zorgen dat (aanstaande) professionals rondom het kind samen optrekken en beter in staat zijn om kennis over ontwikkelingsvoortgang te delen en nieuwe kennis genereren?

-        Met welke middelen kan die ontwikkeling in kaart gebracht worden door scholen, gezins- en jeugdzorg en andere jeugdinstanties?

-        Wat weten we over het moment van keuze (vroege selectie of latere selectie) en van de breedte van ontwikkelingsgebieden die wordt getoetst (alleen cognitieve ontwikkeling of ook niet-cognitieve ontwikkeling)?

-        Wat kunnen we daarbij leren van actuele inzichten en ervaringen rondom het volgen van het jonge kind, 10-14 onderwijs, het (voortgezet) speciaal onderwijs en traditionele vernieuwingsscholen?

-        En wat betekent dat voor het opleiden en professionaliseren van onderwijsprofessionals in het primair en voortgezet onderwijs? ‘

‘Juist door kennis uit verschillende regio’s samen te brengen, wordt het inzichtelijker wat waar werkt en waarom.’

Wat is de kracht van het expertisecentrum?

‘Het expertisecentrum kan een krachtige verbinder zijn tussen onderzoek, opleiding, praktijk en beleidsadviseurs door het delen van kennis en door nieuwe kennis te genereren. Daarnaast kan het centrum inzichten vanuit bepaalde onderwijsregio’s en innovatieve onderwijspraktijken op nationaal niveau aan het licht brengen en vice versa: informatie op nationaal niveau kan zijn weerslag hebben in afzonderlijke regio’s.

Juist door kennis uit verschillende regio’s samen te brengen, wordt het inzichtelijker wat waar werkt en waarom, én of een aanpak in de ene regio wellicht handvatten biedt voor een aanpak in een andere regio.

Op het gebied van doorgaande leer- en ontwikkellijnen gebeuren er veel - en veel verschillende - dingen in den lande. Zo is er de recente ontwikkeling dat van overheidswege de eindtoets is veranderd in de doorstroomtoets
(www.vanponaarvo.nl). Dit vraagt om aanpassingen in het traject op school.

Het is daarom des te belangrijker om van elkaar te leren: welke initiatieven werken, en waarom? Op verschillende plekken wordt in meer of mindere mate al gewerkt met doorlopende leerlijnen. Wat kunnen we hieruit leren? Daarnaast is een doorlopende ontwikkellijn niet louter iets dat zich binnen een onderwijscontext afspeelt. Hoe kunnen we positieve ontwikkeling in verschillende leefwerelden van jongeren stimuleren en professionals, opleidingen en onderzoek rondom deze verschillende leefwerelden dichter bij elkaar brengen?’

Dr. Henderien Steenbeek
Lector Landelijk Expertisecentrum po-vo


Laatste bijdragen

 
Vorige
Vorige

‘We willen inzichtelijk maken wat we van alle initiatieven kunnen leren én wat dat betekent voor hoe we nieuwe onderwijsprofessionals moeten opleiden’

Volgende
Volgende

‘Het expertisecentrum is een prachtkans om de kansen van kinderen te vergroten’