De brede brugklas als middel tegen de self-fulfilling prophecy
Pilot binnen de brede brugklas op het Liemers College (locatie Didam)
De overgang van het primair onderwijs (po) naar het voortgezet onderwijs (vo) is een cruciale fase in de schoolloopbaan van leerlingen. Dit moment kan bepalend zijn voor hun verdere ontwikkeling en loopbaan. Onderwijsprofessionals zijn zich steeds bewuster van het risico op kansenongelijkheid in deze overgangsfase. Een van de mechanismen die hierbij een rol speelt, is de self-fulfilling prophecy: het fenomeen waarbij verwachtingen over een leerling het gedrag van zowel de leerling als de docent beïnvloeden en daarmee de uiteindelijke leerprestaties sturen. Binnen de brede brugklas op het Liemers College (locatie Didam) wordt sinds vorig jaar een innovatieve pilot uitgevoerd, waarbij vakdocenten in de eerste maanden niet weten welk niveau een leerling heeft, om zo onbewuste vooringenomenheid te voorkomen.
Deze pilot werd uitgevoerd door Ronald Smidts, onderwijsdirecteur van het Liemers College – locatie Didam - in samenwerking met zijn collega’s. De pilot maakt deel uit van een bredere inspanning om onderwijsinnovatie te bevorderen en gelijke kansen te waarborgen binnen het voortgezet onderwijs.
Opzet van de pilot
Binnen de brede brugklas op het Liemers College worden leerlingen ingedeeld in heterogene klassen met verschillende basisschooladviezen. De kern van de pilot is dat vakdocenten in de eerste vier maanden geen inzicht hebben in het basisschooladvies van de leerlingen. Hierdoor werken zij zonder vooraf bepaalde verwachtingen en observeren zij welke niveaus het beste bij de leerlingen passen.
Om dit proces optimaal te begeleiden, wordt in de eerste vier maanden uitsluitend formatief getoetst. Dit betekent dat leerlingen geen cijfers of toetsweken krijgen, maar dat hun ontwikkeling wordt geëvalueerd op basis van observaties, voortgangsgesprekken en gerichte feedback. Pas rond de kerstvakantie ontvangen de leerlingen een startniveau per vak in de vorm van een dubbel niveau (bijvoorbeeld havo-vwo). Vanaf dat moment worden de eerste summatieve toetsen afgenomen, en vindt de beoordeling plaats op basis van deze twee niveaus, dat het best bij de leerling past.
In deze fase wordt ook het basisschooladvies van de leerlingen meegenomen in de evaluatie. Dit is van belang voor leerlingen die meer tijd nodig hebben om zich aan te passen aan het voortgezet onderwijs en voor wie het functioneren in het eerste halfjaar achterblijft bij de verwachtingen. Vooral leerlingen met een vwo-advies kunnen meer moeite hebben met de overgang, en het basisschooladvies biedt hierbij een extra referentiepunt. Voor leerlingen die bijvoorbeeld nog niet volledig laten zien dat zij het havo-vwo-niveau aankunnen, wordt er een actieplan gemaakt. Dit geldt ook andersom: voor leerlingen die goed presteren op een hoger niveau dan hun basisschooladvies, wordt de mogelijkheid geboden om vakken op een hoger niveau te volgen.
Halverwege de tweede klas volgt er een uitgebreide leerlingbespreking en wordt het definitieve enkelvoudige plaatsingsadvies gegeven.
De rol van de self-fulfilling prophecy
Klaslokaal (ter illustratie). Bron: Nathan Cima, unsplash.com
Eerdere ervaringen op het Liemers College toonden aan dat het communiceren van basisschooladviezen aan docenten kon leiden tot de self-fulfilling prophecy. Leerlingen met een mavo-advies worden bijvoorbeeld vaak onbewust beoordeeld en begeleid op een manier die hun oorspronkelijke advies bevestigt, zonder voldoende ruimte om zich te ontwikkelen op een hoger niveau. Door deze adviezen in de eerste maanden niet te delen, krijgen docenten de ruimte om onbevooroordeeld naar de capaciteiten en potentie van leerlingen te kijken. Dit voorkomt dat leerlingen vroegtijdig in een bepaald leertraject worden vastgezet en biedt hun de kans om zich op verschillende vlakken te ontwikkelen.
Eerste bevindingen
De eerste ervaringen met de pilot, waarbij docenten in de eerste vier maanden geen inzicht hebben in het basisschooladvies van de leerlingen, zijn positief. Docenten geven aan dat zij hierdoor met een meer open blik naar de capaciteiten van hun leerlingen kijken. Ze kunnen beter observeren wat een leerling daadwerkelijk kan, zonder vooraf beïnvloed te worden door de verwachtingen die het basisschooladvies mogelijk met zich meebrengt. Dit heeft geleid tot meer objectieve observaties en een op maat gemaakte begeleiding van leerlingen. Leerlingen ervaren hierdoor minder prestatiedruk in de eerste maanden, omdat er geen cijfers worden gegeven en zij zich volledig kunnen richten op hun eigen leerproces.
Een ander belangrijk voordeel van deze aanpak is de flexibiliteit per vakgebied. In de traditionele indeling volgt een leerling doorgaans één leerniveau voor alle vakken, op basis van het basisschooladvies. In deze pilot kunnen leerlingen bijvoorbeeld op havoniveau presteren voor wiskunde en op vwo-niveau voor talen, zonder dat dit direct gekoppeld is aan het basisschooladvies. Dit zorgt ervoor dat de onderwijsroute meer aansluit bij de talenten en behoeften van de leerling.
Daarnaast wordt in deze aanpak veel waarde gehecht aan de samenwerking tussen docenten en coaches. Ze werken intensief samen om de voortgang van leerlingen te monitoren en hen waar nodig passende ondersteuning te bieden. De afwezigheid van het basisschooladvies zorgt ervoor dat deze samenwerking minder wordt beïnvloed door externe verwachtingen en meer gericht is op de daadwerkelijke ontwikkeling van de leerling.
Uitdagingen en toekomstperspectief
Hoewel de eerste resultaten veelbelovend zijn, brengt deze aanpak ook uitdagingen met zich mee. Het vraagt van docenten een andere manier van kijken en beoordelen, waarbij formatieve evaluatie een grotere rol speelt. Daarnaast is er een organisatorische uitdaging: de overgang van formatieve beoordeling naar een structureel niveau-advies moet zorgvuldig plaatsvinden, zodat het aansluit bij de verdere schoolloopbaan van de leerling.
Het werken met verschillende niveaus in één klas verhoogt bovendien de werkdruk. Er is minder houvast aan een methode, en docenten moeten constant differentiëren en maatwerk leveren. De vraag blijft of deze aanpak daadwerkelijk de bias bij docenten vermindert, maar het dwingt hen wel om objectief naar leerlingen te kijken. Bovendien vraagt het werken met uiteenlopende niveaus om continue schakeling en het beschikbaar stellen van materiaal per leerling. Dit maakt het noodzakelijk om de leerlingen goed te kennen en te werken vanuit het individu, wat zwaar is voor de docenten.
Eind van het schooljaar. Foto ter illustratie (Mesh, Unsplash.com)
Momenteel zit het Liemers College volop in de evaluatiefase van deze eerste periode. Over het algemeen zijn ze tevreden, omdat ze zien dat leerlingen zich vrijer ontwikkelen en soms verrassende resultaten behalen. Wel merken ze dat er nog winst te behalen is in de uniformiteit van de aanpak per vak, zodat er meer voorspelbaarheid ontstaat in de werkwijze.
Conclusie
De pilot van het Liemers College biedt een vernieuwende benadering van de brede brugklas, waarbij het voorkomen van de selffulfilling prophecy centraal staat. Door het basisschooladvies in de eerste maanden niet te communiceren aan vakdocenten, krijgen leerlingen de kans om op basis van hun daadwerkelijke prestaties en capaciteiten ingedeeld te worden. Dit draagt bij aan een eerlijkere kansverdeling en stimuleert talentontwikkeling. De eerste bevindingen wijzen op positieve effecten voor zowel leerlingen als docenten. Er blijven echter uitdagingen, vooral met betrekking tot de werkdruk voor docenten. Het Liemers College blijft de aanpak evalueren en afstemmen, zodat de voordelen behouden blijven en de werkdruk beheersbaar blijft. Dit schoolconcept vraagt om intensief overleg, maar draagt volgens het Liemers College bij aan eerlijke en passende kansen voor iedere leerling.