Een soepeler overgang en de doorstroomtoets
Waar staat het Landelijk Expertisecentrum PO-VO?
De doorstroomtoets is in 2024 ingevoerd om de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs eerlijker en soepeler te maken. Maar werkt dat in de praktijk ook zo? De afgelopen maanden werd hier een levendige discussie over gevoerd. Schoolbesturen trokken aan de bel, diverse beleidsorganisaties zoals de PO-Raad, VO-raad en Onderwijsraad namen stelling, en de overheid beraadde zich onder andere door het organiseren van een rondetafelgesprek over toetsing, examinering en selectie in het funderend onderwijs. Officiële instanties, onderzoekers en experts uit de praktijk schreven uitgebreide schetsen van de ontwikkelingen rondom de toets, beschouwingen en opinies*.
Wat opvalt in de discussie is dat er veel verschillende invalshoeken zijn. Sommigen vragen zich af of de toets überhaupt verplicht zou moeten zijn. Anderen richten zich op het aantal toetsaanbieders, of op de inhoud van de toets: moet die vooral taal en rekenen meten, of juist een breder beeld van het kind geven? Een ander belangrijk punt is of de toets bijdraagt aan gelijke kansen voor alle leerlingen, of juist niet.
* Een selectie van interessante bijdragen aan de discussie
Overzichtsartikel ‘De rol en impact van de doorstroomtoets in het basisonderwijs: een onderwijskundig perspectief’ door Nico den Breejen (nov. 2024)
Blog ‘Oplossing doorstroomtoets ligt in het voortgezet onderwijs’ door René Kneyber en Dominique Sluijsmans (feb. 2025)
Blog ‘Bij een voorlopig beeld (een langspeelblog)’ door het College voor Toetsen en Examens (april 2025)
Opiniestuk ‘Over vroege selectie, de doorstroomtoets en dat onderwijs als grote gelijkmaker een hardnekkige mythe is die we maar blijven koesteren’ door Barend Last (april 2025)
Er klinkt stevige kritiek. Zo is het doel van de toets niet altijd eenduidig: is het een hulpmiddel voor het definitieve schooladvies voor leerlingen en/of een controle-instrument voor de Inspectie van het Onderwijs en/of iets anders? De toets lijkt meerdere – soms tegenstrijdige – functies te hebben. Ook zijn belangrijke randvoorwaarden, zoals de afstemming met de expertise van de leerkracht en de ouders, niet goed geregeld. In plaats van meer gelijkheid en een soepele overgang, lijkt de toets hierdoor juist voor meer ongelijkheid en druk te zorgen.
In gesprek met de LEPOVO klankbordgroep
Op 12 februari 2025 gingen we met de klankbordgroep van LEPOVO in gesprek over de doorstroomtoets. Deze groep bestaat uit vertegenwoordigers van scholen en opleidingen en uit onderzoekers die allen direct te maken hebben met de overgang van po naar vo. Na het bekijken van een aantal nieuwsberichten over de doorstroomtoets, zijn we in gesprek gegaan in twee groepen. Beide groepen concludeerden dat de doorstroomtoets niet het probleem is en ook niet de oplossing. Het probleem waar het om gaat is veel complexer en ligt op systeemniveau. De onderwerpen en gedachten die werden besproken zijn hieronder kort samengevat in drie hoofdthema’s uit de discussie: professionalisering, de doorstroomtoets zelf, en de complexiteit van het systeem.
Professionalisering
Professionalisering van leraren is nodig, want zij hebben te weinig kennis over elkaars praktijkcontext (po over vo en vice versa) en over adviseren. In het vo blijkt daarnaast professionalisering over differentiatie nodig, vooral wanneer zij werken met heterogene brugklassen. Klankbordgroepleden vragen zich af of de kwaliteitseisen in de opleidingen de afgelopen jaren op dit punt omlaag zijn gegaan door druk op de opleidingen i.v.m. tekorten, met als gevolg dalende kwaliteit van leraren.
Ook wordt benoemd dat we meer kunnen leren van internationale scholen met een internationaal curriculum. Zo kunnen we leren van andere landen, bijvoorbeeld Vlaanderen, waar geen bindend advies en doorstroomtoets zijn en wel vergelijkbare problemen m.b.t. kansenongelijkheid. In Finland zitten po en vo leerlingen bij elkaar. Vanuit welk model richten zij onderwijs in? Ook kunnen we meer leren van 10-14 scholen en tienercolleges.
De doorstroomtoets
De klankbordgroep twijfelt er niet aan dat een goed meetinstrument belangrijk is als één van de informatiebronnen voor scholen om een gedegen advies te kunnen geven. Het probleem met de doorstroomtoets is dat die verschillende functies heeft die perverse prikkels bij scholen teweeg brengen. Hij geeft nu zowel een beeld van vaardigheden van een leerling, maar wordt ook gebruikt als indicator voor de kwaliteit van het onderwijs op de school. De functie van de toets zou eenduidig moeten zijn.
Daarnaast is de validiteit van de toets van groot belang, want een toets stuurt het leren via het onderwijsaanbod. Mondelinge taalvaardigheid en schrijven worden nu bijvoorbeeld niet gemeten, maar zijn wel belangrijk. Deze onderdelen krijgen in het onderwijsaanbod vaak minder aandacht doordat het niet getoetst wordt. Toetsing zou het curriculum moeten volgen. Een ander punt van de beperkte inhoud van de doorstroomtoetsen is dat zij geen beeld van de brede ontwikkeling van de leerling geven.
De complexiteit van het systeem
De vraag waar de klankbordgroepleden het meest uitgebreid bij hebben stilgestaan is de vraag wat nu eigenlijk het echte probleem is. Welk vraagstuk ligt er onder? Het doel van ons onderwijssysteem blijft het voorsorteren op het juiste eindexamen dat we al 40 jaar zo hebben. We blijven pleisters plakken door toetsen te gebruiken, terwijl dit het fundament lijkt te zijn. Het probleem is niet het moment van selectie, maar de vele onderwijsniveaus waarop we selecteren. Lesmethoden zijn ingericht op de verschillende niveaus en het is moeilijk voor docenten om te differentiëren. Een brede brugklas is alleen maar zinvol als we niet voorsorteren op een examen maar als we echt op meerdere niveaus onderwijs blijven aanbieden.
Het werken met brede brugklassen is eigenlijk het po-model in het vo brengen. Het zou misschien ook andersom kunnen, het vo-model eerder in het po, zoals in de 10-14 scholen soms gebeurt. De vraag is wat het beste aansluit bij de ontwikkelingsfase van leerlingen tussen 10 en 14? Het is te makkelijk om te zeggen dat het vo niet goed opvangt, of het po niet goed voorbereidt. Er zijn grote verschillen tussen scholen. Daarnaast zijn er grote verschillen in de manier waarop het onderwijs uitpakt voor verschillende groepen leerlingen. In Nederland is er bijvoorbeeld meer aandacht voor de lager presterende leerlingen en minder voor begaafde leerlingen, terwijl het -voor hen- optimale onderwijs echt verschillend kan zijn.
De vraag welke toekomstige werknemers de maatschappij nodig heeft, is ook een belangrijke insteek. Dit zou meer invloed kunnen krijgen in plaats van de te grote gerichtheid op ieder individu. De waardering van verschillende beroepen en daarmee dus van verschillende onderwijsniveaus speelt een grote rol in de druk en wens om zo hoog mogelijk opgeleid te worden. Hier is al veel aandacht voor, maar het is een hardnekkig probleem. We zien nu dat er met name in het praktijkonderwijs en vmbo basis veel minder instroom is, maar dat er gaandeweg het jaar alsnog veel leerlingen naar deze vormen van onderwijs komen. Het idee is dat (bepaalde versies van) de doorstroomtoets leidt tot te hoge adviezen. Eén van de klankbordgroepleden vraagt zich af: hoeveel afstroom accepteren we om onderadvisering tegen te gaan? Tot slot werd benoemd dat een lange termijn visie en aanpak echt nodig is om ons onderwijssysteem goed te hervormen. Hiervoor is onze politieke situatie te onstabiel.
Als we echt werk willen maken van gelijke kansen, dan moeten we durven nadenken over een fundamentele herziening van ons onderwijssysteem
Waar staat LEPOVO?
De verbinding tussen de landelijke discussie en wat we horen van onze klankbordgroep is helder, bijvoorbeeld met betrekking tot de dubbele functie van de toets, het belang van het verkrijgen van een compleet beeld van een kind en de noodzaak van een langetermijnvisie en aanpak. De vraag die duidelijk naar voren komt is: waar gaat het nu echt om? Dat is niet de toets zelf, er zitten veel meer en complexere vragen achter of onder. Onderwijs is een complex systeem, waarin maatregelen vaak onverwachte gevolgen hebben. Het verplicht verhogen van het schooladvies bij een hogere toetsuitslag klinkt kansrijk, maar kan leiden tot teleurstelling en afstroom, wat een gevoel van falen kan vergroot. Wat we allemaal willen is dat ieder kind rijke kansen krijgt op een plek die passend is. Hiervoor is een breed beeld van de ontwikkeling nodig en vervolgens goed onderwijs waarin oog is voor de leerling en waarin gedifferentieerd wordt. We zien dat de effecten van vroege selectie verschillend zijn voor verschillende groepen leerlingen. Niet alle kinderen profiteren evenveel van brede brugklassen. Er zijn veel verschillen tussen scholen, bijvoorbeeld in de manier waarop differentiatie vorm krijgt in verschillende brede brugklassen en dakpanklassen. Dit raakt direct het thema van opleiden en professionaliseren.
Als we echt werk willen maken van gelijke kansen, dan moeten we durven nadenken over een fundamentele herziening van ons onderwijssysteem – bijvoorbeeld door selectie uit te stellen tot minimaal 15 jaar of onderwijs op meerdere niveaus te blijven aanbieden. Er is een schat aan voorbeelden vanuit de landen om ons heen, waar we van kunnen leren. Tot die tijd moeten we kijken wat er binnen het huidige systeem mogelijk is. En dit gebeurt ook veel! Op de LEPOVO-website staan veel inspirerende praktijkvoorbeelden van verschillende scholen uit verschillende regio’s die werk maken van een soepele, kansrijke overgang. Momenteel vindt vervolgonderzoek plaats, waarin we werkzame activiteiten op regioniveau en schoolniveau gedetailleerd in kaart brengen en ook de ervaringen van leerlingen en hun ouders daarbij. We focussen hierbij op de thema’s uitwisseling tussen po- en vo- professionals, advisering en plaatsing, warme overdracht en ouderbetrokkenheid. We verwachten dat we voor de zomer de eerste beschrijvingen al kunnen delen. We hopen dat dit niet alleen leidt tot kennisontwikkeling, maar ook tot veel inspiratie voor scholen en opleidingen.
Reageren? Mail naar info@lepovo.nl.